X is eigenaar van een rijksmonument uit 1754, met een bruto oppervlakte van 810 m² horecaruimte en 180 m² opslagruimte en gelegen op een kavel van 27.795 m². De onroerende zaak is na aankoop door X in 2000 ingrijpend gerenoveerd. X verhuurt ruimtes in de onroerende zaak voor zakelijke evenementen, culturele bijeenkomsten en trouwerijen. In geschil is de WOZ-waarde van de onroerende zaak voor het belastingjaar 2010.
Hof Arnhem (MK II, 3 juli 2012, 11/00758, V-N Vandaag 2012/2016) verlaagt de WOZ-waarde van het rijksmonument van X van € 1.621.000 naar € 1.177.765. Het hof overweegt dat de referentiepanden qua bestemming (100% verhuurde kantoorpanden) teveel verschillen van de onroerende zaak van X om als onderbouwing van de WOZ-waarde te dienen. Verder heeft de gemeente de kapitalisatiefactor niet voldoende onderbouwd. Hij heeft immers slechts de huurwaarden van de referentiepanden gedeeld door de getaxeerde waarden van deze panden in plaats van door de gerealiseerde verkoopcijfers. De gemeente maakt ten slotte niet aannemelijk dat de waarde ten minste € 1.769.765 bedraagt, zijnde de prijs die de gemeente Utrechtse Heuvelrug zou moeten betalen voor de aankoop van de onroerende zaak op grond van het bepaalde in de akte van overdracht van de onroerende zaak uit 2000. Het hof sluit zich aan bij het (meer) subsidiair door partijen ingenomen standpunt dat de waarde op grond van de genoemde akte moet worden gesteld op de renovatiekosten van € 1.177.765. Het hoger beroep van X is gegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 13 september