Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heer X zich ten onrechte beroept op dwaling over de fiscale en financiële gevolgen van de vaststellingsovereenkomst, aangezien hij werd bijgestaan door een belastingadviseur.

De heer X (belanghebbende) is directeur-grootaandeelhouder van een bv, die samen met haar dochter-bv's landbouwbedrijven exploiteert. In 2001 verkoopt de bv de meeste van haar bedrijfsmiddelen, waarbij een beroep is gedaan op de landbouwvrijstelling en de herinvesteringsreserve. De verkoopopbrengst is gebruikt voor investeringen in Polen en de VS. X woont inmiddels in de VS. In 2009 sluiten X, de bv en de inspecteur een vaststellingsovereenkomst. Hierin is onder meer vastgelegd dat de zetel van de bv in september 2002 is verplaatst naar de VS. Aangezien de bv haar VPB-aanslag over 2002 vervolgens niet betaalt, is X in 2010 door de ontvanger aansprakelijk gesteld.  Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X zich ten onrechte beroept op dwaling over de fiscale en financiële gevolgen van de vaststellingsovereenkomst, aangezien hij werd bijgestaan door een belastingadviseur. De zetelverplaatsing van de bv heeft tot gevolg dat X terecht op de voet van art. 41 Inv. 1990 aansprakelijk is gesteld. X stelt voorts vergeefs dat de investeringen in de VS zijn uitgelopen op een fiasco. X had namelijk als bestuurder zorg moeten dragen voor voldoende financiële armslag om de VPB-claim te kunnen voldoen. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 41

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Invordering, Vennootschapsbelasting, Fiscaal ondernemingsrecht

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 13 september

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen