X heeft in 2007 aangifte vennootschapsbelasting gedaan. De inspecteur heeft op 10 april 2010 de aanslag opgelegd. De daaraan ten grondslag liggende aangifte heeft hij gecorrigeerd. De aanslag valt hierdoor hoger uit dan de in 2007 opgelegde voorlopige aanslag. De inspecteur heeft heffingsrente berekend tot 10 april 2010. Voor het belastingjaar 2007 geldt mutatis mutandis hetzelfde. De aangebrachte correcties staan niet ter discussie. In geschil zijn de beschikkingen heffingsrente. X meent dat de in rekening gebrachte heffingsrente moet worden beperkt, nu de inspecteur de definitieve aanslagen niet binnen een jaar na ontvangst van de aangiften heeft vastgesteld.
Hof Amsterdam (MK III, 5 juli 2012, 11/00396 en 11/00397, V-N Vandaag 2012/1855) oordeelt dat de inspecteur niet gehouden is heffingsrente te beperken tot een periode van een jaar na indiening van de aangifte. De door X genoemde termijn van één jaar tussen indiening van de aangifte en oplegging van de definitieve aanslag, afkomstig uit de parlementaire geschiedenis, is slechts een streeftermijn. X' hoger beroep treft geen doel. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30f