A houdt de aandelen in belanghebbende, X bv, en (middellijk) in J bv. Uit een boekenonderzoek blijkt dat A in de vorm van vermomde uitdelingen op grote schaal vermogen aan J bv heeft onttrokken. Hierbij werden valse facturen opgesteld en werden vervoermiddelen voor privégebruik aangeschaft, waarvan de kosten als inkoopkosten voor papier werden geboekt. Naar aanleiding van het onderzoek legt de inspecteur VPB-(navorderings)aanslagen over de jaren 2000-2003 op aan X bv. Tijdens de procedure komen de inspecteur, X bv en A in december 2005 overeen dat X bv en A zich niet zullen beroepen op de verjaringstermijn en dat de inspecteur geen (navorderings)aanslagen zal opleggen voordat alle gegevens uit het boekenonderzoek bekend zijn. De inspecteur legt vervolgens – uit invorderingsoverwegingen – een IB-navorderingsaanslag 2000 op aan A. X bv stelt vervolgens dat de gemaakte afspraak is komen te vervallen en dat zij zich op de verjaringstermijn kan beroepen.
Hof Arnhem - Leeuwarden oordeelt dat het X bv niet vrij staat om zich – ondanks de gesloten overeenkomst – te beroepen op de verjaringstermijn. Volgens het hof heeft de inspecteur de overeenkomst weliswaar geschonden, maar vloeit hier niet uit voort dat de gehele overeenkomst, op al haar onderdelen, is komen te vervallen. Het hof overweegt hierbij dat de overeenkomst de aanslagregeling van meer belastingplichtigen en over meer jaren betreft, maar dat de afspraken niet onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Een verdergaande ontbinding van de overeenkomst dan voortvloeit uit het gedrag van de inspecteur met betrekking tot de aan A over het jaar 2000 opgelegde navorderingsaanslag is dan volgens het hof niet geboden. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 13 september