X heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen IB/PVV 2001, 2002 en 2006. Op verzoek van X doet de inspecteur pas uitspraak op deze bezwaren nadat Hof Amsterdam in een vergelijkbare procedure van X over belastingjaar 2000 heeft beslist. In geschil is of X recht heeft op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat art. 6 EVRM geen recht geeft op een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase als het geschil niet is voorgelegd aan de rechter. De rechtbank stelt voorop dat art. 6 EVRM betrekking heeft op de behandeling binnen een redelijke termijn door de rechter en niet door het bestuursorgaan. De bezwaarfase wordt wel betrokken bij de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn in de procedure als geheel is overschreden. Een bestuursorgaan kan dan worden veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade wegens zijn aandeel in de overschrijding van de redelijke termijn. Dit betekent echter niet dat ook aanspraak op schadevergoeding bestaat in de situatie dat sprake is van een (te) lange behandelingsduur in de bezwaarfase zonder dat het geschil daarna aan de rechter is voorgelegd (zie ABRvS, 17 juni 2009, LJN: BI8475). Nu X het inhoudelijke geschil niet heeft voorgelegd aan de rechter, bestaat geen recht op schadevergoeding.
Wetsartikelen:
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet bestuursrecht 8:73
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 13 september