Rechtbank Zeeland-West-Brabant vernietigt de beschikkingen inzake aanmaningskosten omdat deze vroegtijdig zijn verstuurd.

Aan X zijn met dagtekeningen 27 en 31 december 2010 in totaal veertien navorderingsaanslagen ib/pvv en vb opgelegd. De verschuldigde bedragen dienden uiterlijk respectievelijk op 27 en 31 januari 2011 te zijn voldaan. X maakt op 4 februari 2011 bezwaar en verzoekt daarbij ook om uitstel van betaling.  De ontvanger wijst het verzoek om uitstel van betaling op 18 april 2011 af omdat X niet (tijdig) voldaan heeft aan de eis om voor 15 april 2011 zekerheid te stellen. Hiertegen heeft X op 27 april 2011 administratief beroep ingesteld bij de directeur van de Belastingdienst. De ontvanger heeft op 30 mei en 6 juni 2011 voor alle aanslagen aanmaningen verzonden en brengt daarbij aanmaningskosten in rekening. X maakt op 14 juni 2011 bezwaar tegen deze kosten. Op 16 juni 2011 heeft de directeur het beroep van X afgewezen. Het bezwaar van X tegen de in rekening gebrachte aanmaningskosten in de veertien aanmaningen wordt op 19 oktober 2011 door de ontvanger ongegrond verklaard. Op 9 augustus 2011 is door de ontvanger alsnog uitstel van betaling verleend, nadat X hypothecaire zekerheid heeft gesteld. X komt in beroep. In geschil is of de aanmaningen vroegtijdig zijn verzonden en of de aanmaningskosten terecht in rekening zijn gebracht. Rechtbank Zeeland-West-Brabant overweegt dat de ontvanger gedurende de behandeling van het beroepschrift in beginsel heeft gehandeld overeenkomstig het beleid dat wordt gevoerd als het verzoek om uitstel is toegewezen. Sinds 1 januari 2010 is aan artikel 25.7.1. Leidraad Invordering toegevoegd dat indien er aanwijzingen zijn dat de belangen van de Staat kunnen worden geschaad,  de ontvanger ondanks de behandeling van het beroep wel invorderingsmaatregelen kan treffen. Volgens de rechtbank zijn de aanmaningen te vroeg verzonden omdat het administratief beroep op 16 juni 2011 is afgewezen en de aanmaningen op 30 mei en 6 juni 2011 zijn verzonden. De aanmaningskosten zijn daarom ten onrechte in rekening gebracht. De rechtbank overweegt vervolgens dat de ontvanger niet aannemelijk heeft gemaakt in hoeverre de belangen van de Staat kunnen worden geschaad.  De beschikkingen inzake aanmaningskosten moeten worden vernietigd. Het beroep is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 12

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 13 september

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen