X betaalt kinderalimentatie voor zijn twee kinderen. Het bedrag stort hij op de bankrekening van zijn ex-echtgenote. Volgens X is daardoor het bedrag aan kinderalimentatie volledig aftrekbaar. Hof Amsterdam oordeelt dat het standpunt van X onjuist is. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, is gescheiden en betaalt voor zijn twee minderjarige kinderen, die bij zijn ex-echtgenote wonen, kinderalimentatie. Door de maandelijkse bedragen naar de bankrekening van de ex-echtgenote over te maken in plaats van naar de bankrekening van de kinderen, is volgens X sprake van volledig aftrekbare partneralimentatie in de zin van art. 6.3 lid 1 onderdeel a Wet IB 2001. X trekt in 2006 een bedrag af van € 3.120.

Hof Amsterdam (MK IV, 7 juni 2012, 10/00612) zet uiteen dat het standpunt van X onjuist is. Het hof oordeelt dat de inspecteur de kinderalimentatie terecht heeft aangemerkt als uitgaven voor levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar, in de zin van art. 6.13 Wet IB 2001, waarvoor een forfaitair bedrag, in dit geval € 2.709, aftrekbaar is. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van X ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.3

Wet inkomstenbelasting 2001 6.13

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 17 april

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen