Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het betaalde successierecht kwalificeert als aftrekbare kosten in de zin van art. 3.108 Wet IB 2001. De rechtbank wijst hierbij naar de wetsgeschiedenis van deze bepaling.

Belanghebbende, X, is enig erfgenaam van haar op 23 februari 2009 overleden broer (B). X koopt de na het overlijden van B tot uitkering gekomen kapitaalverzekering met lijfrenteclausule af. Bij de heffing van het successierecht is (uiteindelijk), ter zake van de uitkering, rekening gehouden met een belastinglatentie van 30%. In geschil is of X het over de uitkering geheven successierecht in aftrek kan brengen op grond van art. 3.108 Wet IB 2001.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het betaalde successierecht kwalificeert als aftrekbare kosten in de zin van art. 3.108 Wet IB 2001. De rechtbank wijst hierbij naar de wetsgeschiedenis van deze bepaling. Uit deze wetsgeschiedenis leidt de rechtbank af dat de wetgever uitdrukkelijk heeft gewezen op de aftrekbaarheid van het betaalde successierecht over de uitkering als kosten tot verwerving van de inkomsten. De rechtbank merkt nog op dat wanneer B er bij leven voor had gekozen om de kapitaalverzekering af te kopen, de over de opbrengst verschuldigde IB in de boedel aftrekbaar zou zijn geweest. Het gelijk is aan X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.108

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 17 april

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen