De Belgische autoriteiten verstrekken op 18 februari 2005 informatie aan de FIOD-ECD over rekeningen die bij Van Lanschot worden aangehouden. De FIOD-ECD draagt de informatie op 1 maart 2006 over aan de Belastingdienst, die besluit om het projectmatig aan te pakken (Bank Zonder Naam-project). Op 7 maart 2007 laat de Belastingdienst aan belanghebbende, X, weten dat uit het BZN-project is gebleken dat X een rekening bij Van Lanschot heeft en dat hiervan geen opgaaf is gedaan bij zijn aangiften inkomstenbelasting en vermogensbelasting. De inspecteur legt vervolgens navorderingsaanslagen op over de jaren 1995-2005. X is echter van mening dat de aanslagen over de jaren 1995-2001 niet tijdig zijn opgelegd. Verder stelt hij onder andere dat de inspecteur voor de jaren 2001-2004 de helft van het box 3-vermogen aan zijn echtgenote had moeten toerekenen.
Hof Arnhem - Leeuwarden oordeelt dat volstrekt onduidelijk is waarom de Belastingdienst twee jaren nodig heeft gehad om het project in de steigers te zetten. Het hof overweegt hierbij dat de aangeleverde informatie een stuk minder was dan hetgeen in de KB Lux-zaken boven water was gehaald. Verder stelt het hof vast dat de inspecteur niets nader heeft kunnen verklaren over de aard van de te verrichten werkzaamheden en de tijd die daarmee gemoeid was. Volgens het hof is met het voorbereiden en vaststellen van de in geding zijnde navorderingsaanslagen een langere termijn gemoeid geweest dan op grond van de jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad is toegestaan. Het hof vernietigt dan ook de navorderingsaanslagen over de jaren 1995-2001. Verder stelt het hof vast dat de inspecteur instemt met halvering van de box 3-inkomens voor de jaren 2002-2004.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16-4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 17 april