Belanghebbende, X, exploiteert met zijn broer een landbouwbedrijf. Na het overlijden van zijn broer, in 2009, wordt het bedrijf verkocht. De grond wordt echter aangehouden. Omdat X het familiebedrijf wil herstarten, wordt op 31 december 2012 A bv opgericht. Op diezelfde datum stort X € 1,5 mln aan agio op de derdenrekening van de notaris. A bv gebruikt dit geld voor de aanschaf van grond en andere activa. De inspecteur corrigeert de IB-aangifte 2013 van X en rekent het bedrag van € 1,5 mln tot het box 3-vermogen. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het bedrag van € 1,5 mln het vermogen van X op 1 januari 2013 niet heeft verlaten. Volgens het hof maakt de inspecteur namelijk aannemelijk dat X op 31 december 2012 niet tot storting van dat bedrag verplicht was. Noch uit de oprichtingsakte en de statuten van de vennootschap, noch uit een overeenkomst blijkt van een agiostorting. Het hof vermindert de aanslag uiteindelijk nog wel, omdat de inspecteur ten onrechte de landbouwgrond ter waarde van € 271.579 tot het box 3-vermogen heeft gerekend. Deze grond valt volgens het hof met ingang van 1 januari 2013 onder de tbs-regeling. X gaat in cassatie.
Advocaat-generaal Niessen concludeert dat X het bedrag van € 1,5 mln onverschuldigd heeft overgemaakt naar de kwaliteitsrekening van de notaris, en dat hij rechthebbende is gebleven tot dit bedrag. Het vorderingsrecht maakt volgens de A-G op 1 januari 2013 dan ook deel uit van de rendementsgrondslag van X. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 21 mei