Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat het niet mogelijk is dat een belanghebbende zowel stelt dat de waarde lager als dat de waarde hoger moet worden vastgesteld. In dat geval moet hij nader bewijs leveren van zijn belang bij een hogere waarde.
X is eigenaar van een drietal onroerende zaken. De heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven stelt de WOZ-waarden voor belastingjaar 2017 vast op € 1.269.000, € 3.062.000 respectievelijk € 280.000. X komt in beroep. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. X komt in hoger beroep. Hij concludeert tot verlaging van de waarden dan wel tot verhoging.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat het een belanghebbende vrij staat een hogere waarde te bepleiten. Uit het arrest 20 oktober 2017, nr. 16/02441, vloeit voort dat eenieder die een beschikking heeft gekregen, verondersteld wordt belang te hebben bij het innemen van een dergelijke stelling. Het hof vindt echter dat deze vrijheid wordt begrensd. Het is niet mogelijk dat een belastingplichtige in een procedure over de waarde tegenstrijdige standpunten inneemt, waarbij hij zowel stelt dat de waarde lager als dat de waarde hoger moet worden vastgesteld. Dat lijkt met name te zijn ingegeven om een proceskostenvergoeding te verkrijgen. Het werkelijke belang lijkt dan niet te zijn gelegen in verhoging van de beschikte waarde. Er mag dus nader bewijs worden verlangd van het belang van X bij het verhogen van de beschikte waarde. Dat bewijs is hier niet geleverd. Dat de objecten mogelijk worden verkocht, is niet gebleken. Het hof verwerpt ook de stelling van X dat bij één object teveel parkeerplaatsen in de waarde zijn betrokken. Dit standpunt wordt als tardief terzijde geschoven.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 21 mei
Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief