X exploiteert een zorginstelling. In 2012 krijgt X van de gemeente te horen dat de onderneming per direct moet vertrekken uit het pand van waaruit de onderneming wordt geëxploiteerd. X verhuist de onderneming naar haar eigen woning, en naar een andere onroerende zaak die haar privébezit is. In haar IB-aangifte 2012 brengt X € 28.516 in aftrek in verband met de huisvestingskosten. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een navorderingsaanslag op aan X. Volgens hem heeft X de huisvestingskosten namelijk tot een te hoog bedrag in aftrek gebracht. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X slechts 4% van de WOZ-waarde in aftrek kan brengen van de winst als huisvestingskosten van de onderneming. Daarnaast mag nog rekening worden gehouden met een evenredig deel van de huurderslasten. De rechtbank wijst er daarbij nog op dat de werkelijke huurwaarde, gezien de duidelijke bepalingen daarover in de Wet IB 2001, niet van belang is.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de aftrek van een gebruiksvergoeding is beperkt tot ten hoogste het voordeel uit sparen en beleggen dat ter zake van deze bezittingen in aanmerking wordt genomen. Nu X beide panden tot haar box 3-vermogen wil rekenen, heeft de rechtbank de aftrek correct vastgesteld. Voor aftrek van de door X gevraagde fictieve huurvergoeding is geen plaats. Dat sprake is van een gedwongen verplaatsing van de onderneming is verder ook niet van belang. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 21 mei