Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur het door X bv voor A bv opgeofferde bedrag terecht op een negatieve waarde heeft vastgesteld. De stelling dat het opgeofferde bedrag niet negatief kan zijn, vindt geen steun in het recht.

Belanghebbende, X bv, vormt samen met haar dochtermaatschappij A bv een f.e. voor de VPB. A bv wordt per 1 april 2013 ontvoegd uit de f.e. De inspecteur stelt vervolgens het door X bv voor A bv opgeofferde bedrag op het ontvoegingstijdstip vast op -/- € 679.738. X bv is het hier niet mee eens omdat volgens haar het opgeofferde bedrag ex art. 13d lid 8 Wet VPB 1968 op het ontvoegingstijdstip niet kan worden vastgesteld op een negatieve waarde. Volgens X bv moet het opgeofferde bedrag, in verband met een kapitaalstorting van € 500.000 in 2013, worden vastgesteld op € 500.000.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur het door X bv voor A bv opgeofferde bedrag terecht op een negatieve waarde heeft vastgesteld. De stelling van X bv, dat het opgeofferde bedrag zoals bedoeld in art. 13d lid 8 Wet VPB 1969 niet negatief kan zijn, vindt geen steun in het recht. Met het berekeningsvoorschrift uit art. 13d lid 8 Wet VPB 1969 wordt welbewust een inbreuk gemaakt op het reguliere begrip ‘opgeofferd bedrag’, zoals bedoeld in 13d lid 2 Wet VPB 1969, welk begrip inderdaad niet negatief kan zijn. Over de opmerking van X bv dat de regeling een zekere ruwheid kent, merkt het hof op dat de wetgever deze kennelijk heeft aanvaard. Ook is er geen sprake van een inbreuk op de totaalwinstgedachte. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 29 oktober

25

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen