Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur is gebonden aan de door de SVB afgegeven A1-verklaring. Het hof wijst daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 5 oktober 2018, nr. 18/01619. Hierbij is niet van belang of de A1-verklaring al onherroepelijk vaststaat.

X werkt in loondienst op een binnenschip binnen de Europese Unie, voornamelijk in het stroomgebied van de Rijn. Van 1 januari 2013 tot en met 31 oktober 2013 werkt X voor een op Cyprus gevestigde onderneming, en de rest van het jaar voor een te Liechtenstein gevestigde onderneming. In 2014 geeft de SVB een A1-verklaring af. Op grond van deze A1-verklaring is de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving van toepassing voor de jaren 2013 en 2014. X is van mening dat hij in 2013 recht heeft op een PVV-vrijstelling. Hij beroept zich daarbij op uitspraken van Rechtbank Noord-Nederland en de Centrale Raad van Beroep. Op 20 maart 2018 geeft de SVB een A1-verklaring af op grond waarvan de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving van toepassing is op X voor de periode 1 januari - 31 oktober 2013.

Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur is gebonden aan de door de SVB afgegeven A1-verklaring. Het hof wijst daarbij op het arrest van de Hoge Raad van 5 oktober 2018, nr. 18/01619 (V-N 2018/53.10). Hierbij is niet van belang of de A1-verklaring al onherroepelijk vaststaat. Het hof merkt hierbij ook nog op dat geen rechtsregel met zich brengt dat de nieuwe A1-verklaring alleen mag worden afgegeven voor tijdvakken gelegen na dagtekening daarvan. Nu het hof is gebonden aan de afgegeven A1-verklaring, komt het niet meer toe aan de inhoudelijke toets of X een substantieel deel van de tijd in Nederland heeft gewerkt. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing, Internationale sociale zekerheid

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 29 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen