De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur bij het opvragen van de informatie de goede verdragstrouw niet heeft geschonden. Het begrip 'strafrechtelijke belastingaangelegenheden' moet namelijk ruim worden uitgelegd.

X richt in 1985 een trust op naar het recht van het eiland Jersey, die aldaar is gevestigd. Bij de (primitieve) aanslagregeling in de IB-sfeer over de jaren 2002 tot en met 2005 is het (geschatte) vermogen van deze trust eerder ten onrechte toegerekend aan X (zie V-N 2013/9.11). In 2014 vraagt de inspecteur alsnog informatie op bij de fiscale autoriteiten van Jersey. In geschil zijn de latere informatiebeschikkingen. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de inspecteur onrechtmatig gehandeld door in het verzoek aan Jersey zonder redelijk vermoeden van schuld te stellen dat sprake is van ‘criminal tax matters’. De uit Jersey verkregen informatie mag daarom slechts worden gebruikt, voor zover deze ziet op de periode vanaf 1 januari 2009. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie. Niet meer in geschil is dat de informatiebeschikking geen betrekking kan hebben op de jaren 2002 tot en met 2005.

De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur bij het opvragen van de informatie de goede verdragstrouw niet heeft geschonden. Het begrip 'strafrechtelijke belastingaangelegenheden' moet namelijk ruim worden uitgelegd, zodat de inspecteur niet slechts mag verzoeken om informatie als ten aanzien van een bepaalde persoon een redelijk vermoeden van schuld bestaat aan een als opzettelijk vergrijp strafbaar gesteld feit. Het onderzoek van de inspecteur was gericht op het opzettelijk onjuist doen van aangiften, wat strafbaar is gesteld in art. 69 AWR. Een dergelijk onderzoek valt dus volgens de bij het Verdrag gegeven toelichting onder de reikwijdte van het begrip ‘criminal tax matters’. Het beroep van de Staatssecretaris is ook voor het overige gegrond. Het hof heeft ten onrechte volstaan met de vaststelling dat X niet meer in staat is de procedure te begrijpen, vragen te beantwoorden of anderszins inlichtingen te verstrekken. Het verwijzingshof moet beoordelen of X vanaf het moment dat de vragen werden gesteld de in redelijkheid van hem te vergen maatregelen heeft getroffen om te bevorderen dat namens hem aan de uit art. 47 AWR voortvloeiende verplichtingen kunnen worden voldaan.

Lees ook het thema Informatieverplichting.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 49

Algemene wet inzake rijksbelastingen 47

Algemene wet inzake rijksbelastingen 69

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 25 september

Informatiesoort: VN Vandaag

396

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen