Hof Den Haag oordeelt dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Volgens het hof maakt X niet aannemelijk dat hij erop mocht vertrouwen dat hij geen bezwaar hoefde te maken tegen de in geschil zijnde voldoeningen op aangiften en naheffingsaanslagen.

X is osteopaat. Per 1 januari 2013 is de btw-vrijstelling voor acupuncturisten vervallen. X vraagt daarom in oktober 2013 een btw-nummer aan, en wijst daarbij op een lopende procedure van zijn beroepsorganisatie over de btw-positie. De inspecteur legt btw-naheffingsaanslagen op aan X voor het eerste kwartaal 2013 tot en met het tweede kwartaal 2014. X is het hier niet mee eens en verzoekt in augustus 2016 om teruggaaf van de betaalde bedragen. De inspecteur wijst het verzoek af.

Hof Den Haag oordeelt dat de brief uit oktober 2013 niet is aan te merken als een bezwaarschrift. In deze brief wordt namelijk geen gewag gemaakt van de btw die X heeft voldaan of die van hem is geheven over de op dat moment verstreken tijdvakken. Bezwaar maken tegen latere tijdvakken is volgens het hof niet mogelijk. Vervolgens stelt het hof vast dat het verzoek om teruggaaf uit augustus 2016 wel als bezwaarschrift moet worden aangemerkt. Het hof is echter van mening dat er voor dit bezwaarschrift geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Volgens het hof maakt X niet aannemelijk dat hij, op grond van in of bij de met de beroepsorganisatie in een VSO gemaakte afspraken, erop mocht vertrouwen dat hij geen bezwaar hoefde te maken tegen de in geschil zijnde voldoeningen op aangiften en naheffingsaanslagen. Het gelijk is aan de inspecteur.

Lees ook de thema's Recht op aftrek van de btw; wanneer en hoeveel en Bezwaar: het gesloten stelsel van rechtsbescherming.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 21 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen