X is eigenaar van twee tussenwoningen. De heffingsambtenaar van BghU stelt de WOZ-waarden naar waardepeildatum 1 januari 2015, 1 januari 2016 en 1 januari 2017 vast op € 235.000 respectievelijk € 228.000. Rechtbank Midden-Nederland verklaart de beroepen van X ongegrond. X komt in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat geen van beide partijen de WOZ-waarde aannemelijk maakt. X voert aan dat de woningen onverkoopbaar zijn wegens bodemverontreiniging. De heffingsambtenaar heeft een waardedrukkend effect van 25% in aanmerking genomen. Hij maakt echter, aldus het hof, niet aannemelijk dat dat voldoende is, omdat voor de betreffende jaren geen onderzoek heeft plaatsgevonden. X maakt de waarde ook niet aannemelijk. Hij maakt niet aannemelijk dat de percelen dermate ernstig zijn verontreinigd, te weten boven de interventiewaarde, dat een (publiekrechtelijke) saneringsverplichting aan de orde zou zijn. De verklaringen van makelaars die X aanvoert leiden niet tot een ander oordeel, nu aan die verklaringen een zogenoemde ex-situsanering van € 8.975.000 (prijspeil 2016) ten grondslag ligt, waarvan de noodzaak niet is komen vast te staan. Het hof stelt de waarden voor elk van de onderhavige jaren vast op € 135.000 en op € 128.000.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Algemene wet bestuursrecht 8:15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 11 mei