Het belastingpakket 2019 bestaat uit zeven wetsvoorstellen aangevuld met het implementatievoorstel ATAD1. Hieronder behandelen we het Belastingplan 2018. Alle maatregelen hebben als ingangsdatum 1 januari 2019 tenzij anders vermeld.

Het Belastingplan 2019 is bij de Tweede Kamer ingediend. Hieraan ontlenen wij de volgende maatregelen:

Inkomstenbelasting

  • Het toptarief in de IB en LB wordt in 2019 51,75%. In de tweede en derde schijf geldt een tarief van 38,10%. Het tarief in de eerste schijf wordt 36,65%. Voor AOW-gerechtigden geldt in de eerste schijf een tarief van 18,75% en in de tweede schijf een tarief van 20,20%.
  • De tarieven in de tweede en derde schijf (IB/LB) worden stapsgewijs gelijkgetrokken met het nieuwe tarief in de eerste schijf (basistarief). Het basistarief voor een inkomen tot en met € 68.507 wordt in 2021 37,05%. Het nieuwe toptarief komt uit op 49,5%. Voor belastingplichtigen die niet of niet voor alle volksverzekeringen premieplichtig zijn, zoals AOW-gerechtigden, is het gezamenlijk tarief in het eerste deel lager dan in het tweede deel. Voor hen geldt dus een drieschijvenstelsel.
  • Het beginpunt van de hoogste tariefschijf blijft tot en met 2021 bevroren op het niveau van 2018 (€ 68.507).
  • Vanaf 2020 wordt het tarief waartegen aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning in aanmerking wordt genomen versneld afgebouwd. De afbouw bedraagt vanaf 2020 3%-punt per jaar (2,95%-punt voor 2023). Per 2023 wordt het beoogde aftrektarief van 37,05% bereikt.
  • Voor de volgende grondslagverminderende posten gaat vanaf 2020 dezelfde tariefmaatregel gelden als voor aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning:
    • Ondernemersaftrek;
    • MKB-winstvrijstelling;
    • Terbeschikkingstellingsvrijstelling;
    • Persoonsgebonden aftrek.
      De tariefmaatregel is alleen van toepassing op belastingplichtigen die zonder dergelijke aftrekposten een belastbaar inkomen zouden hebben in de hoogste schijf.
  • Het percentage van het eigenwoningforfait wordt verlaagd. De verlaging van het (basis)percentage voor woningen met een waarde van meer dan € 75.000 vindt plaats in drie stappen van elk 0,05%-punt in de jaren 2020, 2021 en 2023. De verlaging van het percentage van het eigenwoningforfait is niet van toepassing op de bijtelling privégebruik woning die geldt voor tot het ondernemingsvermogen behorende woningen.
  • De voorwaartse verliesverrekeningsperiode in box 2 wordt verkort van negen naar zes jaar.
  • Het maximum van de algemene heffingskorting wordt in 2019, 2020 en 2021 geleidelijk verhoogd met in totaal € 358.
  • Het maximum van de arbeidskorting wordt verhoogd, de arbeidskorting gaat over een langer inkomenstraject oplopen en wordt steiler afgebouwd.
  • De opbouw van de inkomensafhankelijke combinatiekorting gaat gelijkmatiger plaatsvinden door deze vanaf het drempelinkomen geleidelijk vanaf nihil in plaats vanaf een vast bedrag te laten verlopen.
  • Het aanmerkelijk belangtarief in box 2 wordt verhoogd naar 26,25% in 2020 en naar 26,9% per 2021 (het regeerakkoord ging nog uit van 28,5%).
  • Niet-kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen die inwoner zijn van een andere EU-lidstaat, EER-staat, Zwitserland of de BES-eilanden krijgen in voorkomende gevallen steeds recht op het belastingdeel van de arbeidskorting en van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Dit geldt ook voor de betreffende buitenlandse belastingplichtigen die een onderneming drijven met behulp van een vaste inrichting in Nederland.
  • Voor iemand die werkloos is en een ZW-uitkering ontvangt geldt het volgende. Per 2020 telt de ZW-uitkering niet langer mee voor de hoogte van de arbeidskorting. Voor mensen met een arbeidscontract voor bepaalde duur dat is beëindigd, uitzendkrachten die onder het uitzendbeding vallen en zwangeren die geen dienstbetrekking (meer) hebben en zich vóór hun zwangerschaps- en bevallingsverlof ziek melden, geldt dat de ZW-uitkering niet langer meetelt voor de hoogte van de arbeidskorting én de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Voor mensen die een ZW-uitkering genieten op basis van een door henzelf bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) afgesloten vrijwillige verzekering geldt dat de ZW-uitkering wél meetelt als inkomen dat bepalend is voor de hoogte van de arbeidskorting én de IACK.

  • Het arrest van de Hoge Raad over de conserverende aanslag die bij emigratie wordt opgelegd (V-N 2017/38.9, TaxVisions editie 11 augustus 2017) wordt gecodificeerd. De Hoge Raad oordeelde dat het in de heffing betrekken van uitgaven voor lijfrenteaanspraken gedaan vóór 1 januari 1992 of in de periode 1 januari 2001 tot en met 15 juli 2009 en aanspraken en bijdragen ingevolge een pensioenregeling die vóór 16 juli 2009 niet tot het loon zijn gerekend, in strijd is met de goede verdragstrouw. In de wet wordt een compartimentering vastgelegd. 

Loonbelasting

  • In de loonbelasting wordt de maximale looptijd van de 30%-regeling per 1 januari 2019 met drie jaar verkort voor zowel de nieuwe als de bestaande gevallen. Voor werknemers waarvoor op de beschikking 30%-regeling een einddatum staat in de periode 1 januari 2019 tot en met 1 januari 2022 betekent dit dat de 30%-regeling door de verkorting vanaf 1 januari 2019 niet langer mag worden toepast. Er komt alleen overgangsrecht met betrekking tot de schoolgelden voor internationale scholen. Schoolgelden voor internationale scholen voor het kalenderjaar 2018/2019 kunnen ook na de verkorting onbelast vergoed of verstrekt worden.
  • Het voor een kalenderjaar geldende plafond van de vrijwilligersregeling wordt met € 200 verhoogd. De bedragen worden € 170 per maand en € 1700 per kalenderjaar. 

Omzetbelasting

  • Het verlaagde btw-tarief wordt verhoogd van 6% naar 9%. Er komt geen aanvullende wetgeving voor de overgangssituaties rondom de tariefwijziging. Wel is een wijziging opgenomen in verband met de Wet op de vaste boekenprijs.
  • De Nederlandse sportvrijstelling wordt verruimd naar aanleiding van jurisprudentie van het Hof van Justitie EU (V-N 2014/6.10). Het Hof van Justitie EU oordeelde dat geen onderscheid mag worden gemaakt tussen prestaties aan leden en prestaties aan niet-leden. 

Fiscaal bestuurs(proces)recht

  • De praktijk waarin de Belastingdienst voor de belastingjaren 2014 tot en met 2017 geen belastingrente in rekening bracht bij belastingplichtigen die tussen 1 april en 1 mei na het belastingjaar aangifte doen, wordt geformaliseerd.
  • Met betrekking tot de erfbelasting wordt aan degene die tijdig een verzoek om een voorlopige aanslag of tijdig aangifte doet, geen belastingrente in rekening gebracht indien de (voorlopige of definitieve) aanslag erfbelasting wordt vastgesteld conform het verzoek of de aangifte. 

Toeslagen

Er komt een compensatieregeling voor belanghebbenden die toeslagen moesten terugbetalen omdat een Bbz-lening in de berekeningsjaren 2014, 2015 of 2016 werd omgezet in een bedrag om niet. Belanghebbenden krijgen de mogelijkheid zich te wenden tot de Belastingdienst/Toeslagen. Hun toeslagrecht wordt dan opnieuw beoordeeld.

Algemene bestedingsbelasting Saba en Sint Eustatius

De lagere tarieven die op Saba en Sint Eustatius gelden voor de algemene bestedingsbelasting worden structureel vastgelegd.

Wetsvoorstel

Memorie van toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Nader rapport

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingrecht algemeen

Dossiers: Prinsjesdag 2018

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 19 september

Carrousel: Carrousel

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen