Hof 's-Hertogenbosch beslist dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht heeft op de door haar geclaimde persoonsgebonden aftrekposten en aftrek voor lijfrentepremies.

Belanghebbende, X, is gehuwd. Het echtpaar heeft een zoon (hierna: zoon 1), geboren in het jaar 1988, die in het jaar 2010 recht heeft op studiefinanciering. De andere zoon (hierna: zoon 2), geboren in het jaar 1986 geniet in de periode van 1 januari 2010 tot 19 november 2010 loon uit dienstbetrekking. In haar aangiften ib/pvv over de jaren 2010, 2011 en 2012 neemt X een persoonsgebonden aftrek op van respectievelijk € 24.398, € 29.884 en € 32.216 voor uitgaven voor levensonderhoud voor kinderen, specifieke zorgkosten, studiekosten, scholingsuitgaven en giften. Voor de jaren 2011 en 2012 claimt X bovendien aftrekbare lijfrentepremie. De inspecteur accepteert deze aftrekposten niet. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. X gaat in hoger beroep.

Hof 's-Hertogenbosch beslist in navolging van de rechtbank dat X geen recht heeft op aftrek voor uitgaven voor levensonderhoud voor haar twee zoons. Dit vanwege het recht op studiefinanciering van zoon 1 en het eigen inkomen van zoon 2. Ook de specifieke zorgkosten zijn volgens het hof niet aftrekbaar omdat de kosten voor chelatietherapie alleen aftrekbaar zijn als deze worden uitgevoerd op voorschrift of onder begeleiding van een arts. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit het geval is. X heeft zich op de privacywetgeving beroepen en de inspecteur daarom geen informatie verstrekt over de medische noodzaak en de verwijzend arts. De Wet bescherming persoonsgegevens derogeert echter niet aan de Wet IB 2001 en ontslaat X, in geval zij de aftrek van de kosten als genees- en heelkundige uitgaven wenst toe te passen, niet van de op haar rustende verplichting om aannemelijk te maken dat aan de wettelijke voorwaarden daarvoor is voldaan. Het hof handhaaft ook de correctie van de kosten van kaakoperaties. Het is niet aannemelijk dat zowel X als haar echtgenoot gedurende vijf jaar op rij een complete kaakrestauratie in Budapest hebben laten uitvoeren die zij contant zouden hebben betaald. Tot slot beslist het hof dat X ook de geclaimde aftrek voor scholingsuitgaven, giften en lijfrentepremie niet aannemelijk heeft gemaakt. De beroepen van X zijn ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.124

Wet inkomstenbelasting 2001 6.1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 5 juli

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen