Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de rechtbank X een proceskostenvergoeding had moeten toekennen voor de beroepsfase. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X komt in beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Rechtbank Noord-Nederland verklaart het beroep gegrond wegens schending van de hoorplicht en draagt de heffingsambtenaar op om opnieuw uitspraak te doen. De heffingsambtenaar doet opnieuw uitspraak, wederom zonder te horen, en verklaart het bezwaar ongegrond. De uitspraak vermeldt dat door een fout het bedrag van de naheffingsaanslag aan X is gerestitueerd. De rechtbank oordeelt dat X geen vergoeding krijgt van de kosten van bezwaar en beroep. Omdat in beroep de naheffingsaanslag niet meer in geschil is, bestaat alleen nog verschil van mening over de bezwaarkostenvergoeding. De rechtbank oordeelt dat X hier geen recht op heeft. Omdat X geen bezwaarkostenvergoeding krijgt, is het beroep ongegrond en krijgt X ook geen proceskostenvergoeding voor de beroepsfase.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N Vandaag 2020/1154) oordeelt dat de rechtbank X wel een proceskostenvergoeding had moeten toekennen voor de beroepsfase. De naheffingsaanslag was formeel nog niet herroepen nu de heffingsambtenaar het bezwaar ook in de tweede uitspraak ongegrond heeft verklaard. Pas na het overleggen van een kopiekaartje in beroep is formeel vast komen te staan dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. De rechtbank had zowel de naheffingsaanslag als de tweede uitspraak op bezwaar moeten vernietigen. Het hof doet dit alsnog en kent X een proceskostenvergoeding toe. De kosten van de bezwaarfase worden niet vergoed.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 27 januari