X verschilt met de gemeente van mening over de WOZ-waarde van zijn woning. De heffingsambtenaar stelt in beroep voor de waarde te verlagen van € 199.000 naar € 172.000. De gemachtigde van X verwerpt dit voorstel omdat de gemeente niet bereid is de proceskostenvergoeding rechtstreeks over te maken op de bankrekening van de gemachtigde. Rechtbank Limburg verklaart het beroep gegrond en verlaagt de waarde naar € 172.000. In hoger beroep klaagt X erover dat de rechtbank geen proceskostenvergoeding heeft toegekend voor de zitting.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de rechtbank ten onrechte geen procespunt heeft toegekend voor de behandeling van de zaak op de zitting. Er heeft een zitting plaatsgevonden, waar de gemachtigde van X is verschenen, alwaar hij een lagere WOZ-waarde dan de beschikte WOZ-waarde heeft bepleit. Op dat moment was zowel de WOZ-waarde als de hoogte van de kostenvergoeding in bezwaar in geschil, en heeft de rechtbank de WOZ-waarde lager dan de eerder beschikte waarde vastgesteld. Naar het oordeel van het hof is er dan ook geen reden om geen punt voor die zitting toe te kennen.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 29 oktober