X bv sluit in 1982 een lijfrentestamrechtovereenkomst met haar dga. De uitkeringen gaan in op 1 december 2014. In haar VPB-aangifte 2014 verantwoordt X bv een positief bedrag van € 152.196 in verband met de vrijval van de lijfrenteverplichting (het verschil tussen de fiscale boekwaarde van de verplichting per 1 januari 2014 en de op basis van fiscale grondslagen berekende verplichting per 31 december 2014). Verder houdt X bv rekening met € 135.682 aan verrekenbare verliezen. De inspecteur corrigeert de aangifte op het punt van de verrekenbare verliezen. Deze bedragen volgens hem € 44.235. In beroep brengt X bv een herziene berekening in van de lijfrenteverplichting. Deze resulteert in een vrijval van € 109.500. Ten aanzien van het te verrekenen verlies beroept X zich op het vertrouwensbeginsel.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X bv onvoldoende heeft onderbouwd dat de gehanteerde leeftijdsterugstelling in combinatie met de gehanteerde sterftetabel aanvaardbaar is. De herziene berekening kan niet dienen als basis voor het bepalen van de hoogte van de fiscale waarde van de lijfrenteverplichting per 31 december 2014. Ook verwerpt de rechtbank het beroep van X bv op het vertrouwensbeginsel. De tekst op de aanslagbiljetten over de omvang van de te verrekenen verliezen voor de jaren 2011 en 2012 was inderdaad voor verschillende uitleg vatbaar. Voor het jaar 2013 was deze tekst echter zodanig duidelijk dat het vermelde bedrag van € 135.682 niet zonder meer het bedrag aan nog verrekenbare verliezen is. Een deel hiervan is door verliesverdamping verloren gegaan. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 5 mei