Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat in de beroepsfase de door X bepleite ambtshalve vermindering van de onherroepelijke aanslag niet mogelijk is bij formele kwesties, zoals het al dan niet juist toepassen van het correctiebeleid.
Aan X is een aanslag opgelegd met een box 1 inkomen van € 13.616. Na bezwaar is dit verminderd tot € 13.604. In beroep handhaaft de rechtbank deze aanslag. Na een verzoek tot ambtshalve vermindering is de aanslag alsnog verminderd tot € 12.414. Na bezwaar handhaaft de inspecteur deze beschikking. In beroep stelt X dat de aanslag in strijd is met het correctiebeleid van de Belastingdienst. Het aangegeven inkomen was namelijk € 12.322, zodat de correctie uiteindelijk minder is dan € 500.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat in de beroepsfase de bepleite ambtshalve vermindering van een onherroepelijke aanslag niet mogelijk is bij formele kwesties. De al dan niet juiste toepassing van het correctiebeleid, waar X zich op beroept, is zo'n formele kwestie (zie Hof Arnhem-Leeuwarden 15 april 2020, 19/00239, V-N 2020/28.32.19 en Rechtbank Gelderland 8 februari 2022, 21/2386, V-N 2022/18.22.15). Het beroep van X is ongegrond. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X nog wel een immateriële schadevergoeding van € 500 en een proceskostenvergoeding van € 759.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 9.6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 65
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland