Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X bv de HIR moet laten vrijvallen. De inspecteur maakt voldoende aannemelijk dat sprake is van een rechtstreekse samenhang tussen de herinvestering en de aandelenoverdracht. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende, X bv, vormt een HIR van € 2,1 mln voor de boekwinst die zij in 2009 behaalt bij de verkoop van haar onroerende zaken. Begin 2010 keert X bv een dividend van € 2,8 mln uit aan A, haar dga. Vervolgens koopt X bv voor € 3,3 mln een onroerende zaak van B nv. Op dezelfde dag worden de aandelen X bv aan B nv geleverd. Naar aanleiding van een boekenonderzoek, legt de inspecteur een VPB-navorderingsaanslag op aan X. Hij corrigeert daarbij de dotatie aan de HIR. Volgens de inspecteur kan X bv de boekwinst namelijk, op grond van art. 12a Wet VPB 1969, niet reserveren. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X bv de HIR moet laten vrijvallen. Volgens de rechtbank maakt de inspecteur voldoende aannemelijk dat sprake is van een rechtstreekse samenhang tussen de herinvestering, die tot benutting van de HIR leidt, en de aandelenoverdracht.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 29 september 2017, 15/00499, V-N 2017/61.1.2) oordeelt dat sprake is van fraus legis. De gang van zaken laat volgens het hof alleen ruimte voor de conclusie dat sprake is van een samenstel van rechtshandelingen waarbij de onroerende zaken zijn verworven voorafgaand aan de belangenwijziging. De aanwending van de herinvesteringsreserve heeft dan vanuit materieel oogpunt plaatsgevonden door B nv. Het hof wijst er daarbij op dat een rechtstreekse samenhang bestaat tussen enerzijds de verkoop en de levering van de aandelen in X bv en anderzijds de koop van de onroerende zaken door X bv. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfmiddelen
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Wet inkomstenbelasting 2001 3.54