X is huurder van een huurwoning. X maakt bezwaar tegen de WOZ-beschikking maar de heffingsambtenaar verklaart dat bezwaar ongegrond. Rechtbank Overijssel verklaart het beroep op formele gronden gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak op bezwaar in stand.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat een rechtsmiddel tegen de WOZ-waarde ongegrond is als de indiener geen direct financieel gevolg ondervindt van een verandering van de WOZ-waarde. Het relativiteitsvereiste uit art. 8:69a Awb staat daaraan in de weg. Het hof oordeelt dat dit vereiste strikt moet worden toegepast, dat wil zeggen niet op het niveau van de regeling, maar per afzonderlijk voorschrift. In de onderhavige zaak is niet gebleken dat sprake is van een niet-geliberaliseerde woonruimte of dat X als huurder van de woning anderszins een direct financieel gevolg ondervindt bij een wijziging van de waarde. Het hof verklaart het hoger beroep tegen de WOZ-beschikking daarom ongegrond. Ook het hoger beroep tegen de door de rechtbank vastgestelde PKV slaagt niet. De rechtbank heeft weliswaar fouten gemaakt, maar per saldo is de PKV niet te laag.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Algemene wet bestuursrecht 8:69a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden