Belanghebbende, X, laat als eigenaar van een monumentenpand het pand in 2008 gedeeltelijk renoveren. Het gaat om riool- en schilderwerkzaamheden en de renovatie van het toilet en de badkamer. X verwerkt van de kosten een bedrag van € 43.572 in de aangifte IB als persoonsgebonden aftrek wegens uitgaven voor een monumentenpand. De inspecteur weigert een bedrag van € 29.822 in aftrek toe te laten, omdat de kosten van de renovatie van de badkamer en het toilet volgens hem geen onderhoudskosten zijn maar kosten van verbetering. Als de rechtbank het beroep van X ongegrond verklaart, gaat X in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden stelt in hoger beroep voorop dat op X de bewijslast rust aannemelijk te maken dat sprake is van onderhoudskosten. X heeft in de bezwaarfase een verklaring overlegd van de aannemer waarin is vermeld dat hij de renovatie van het sanitair uitvoert omdat de staat van het geheel vrij slecht en gevaarlijk is. Verder is opgenomen dat de muren vocht doorlaten, er veel scheurvorming is, de gasleiding slecht is en in het rioolstelsel lekkages zijn. Het hof verwijst naar die verklaring en acht het het onwaarschijnlijk dat in het geheel geen sprake is van onderhoud doch enkel van verbetering. Het hof acht aannemelijk dat een deel van de werkzaamheden ertoe strekt de onroerende zaak in bruikbare staat te herstellen of te houden. Het bedrag van de (aftrekbare) onderhoudskosten stelt het hof schattenderwijs vast op € 7.500 en verklaart het hoger beroep van X gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.31
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 7 oktober