Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 1050 en een immateriële schadevergoeding van € 2000 wegens overschrijding van de redelijke termijn. X heeft geen recht op vergoeding van de reiskosten van € 121,73 van zijn gemachtigde.

Belanghebbende, X, is Rijnvarende en werkt in 2013 voor het Cypriotische A Ltd. In eerste instantie is in geschil of X in 2013 verplicht verzekerd is voor de Nederlandse volksverzekeringen. Medio 2019 beslist de SVB dat over de periode 1 januari 2013 - 28 februari 2014 de Belgische socialezekerheidswetgeving op X van toepassing is. Hierdoor zijn uiteindelijk alleen nog de hoogte van de proceskosten en de materiële en immateriële schadevergoeding in geschil.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X recht heeft op een proceskostenvergoeding van € 1050 en een immateriële schadevergoeding van € 2000 wegens overschrijding van de redelijke termijn. X heeft geen recht op vergoeding van de materiële schade (reiskosten van € 121,73 van zijn gemachtigde). Op de reiskosten van de bijstandsverlener is art. 8:75 Awb van toepassing. Zij zijn aan te merken als kosten van beroepsmatige bijstand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 18 februari

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen