Belanghebbende, X, verricht als Rijnvarende werkzaamheden voor het Liechtensteinse A AG. De SVB geeft een A1-verklaring af waarin de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving op X van toepassing wordt verklaard. In haar IB-aangifte verzoekt X om PVV-vrijstelling. De inspecteur verleent de vrijstelling niet.
Hof Den Haag oordeelt dat art. 73 Toepassingsverordening geen grond kan vormen voor de inspecteur om in de IB-aangifte verrekening van premies toe te staan. De A1-verklaring staat namelijk definitief vast. Het hof wijst daarbij op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 augustus 2019, nr. 18/3416. Het hof stelt verder vast dat de Liechtensteinse premies ook niet aftrekbaar zijn op grond van art. 3.16 lid 9 Wet IB 2001. Verder zijn ze ook niet te verrekenen met de Nederlandse IB. Wel is de werkkostenregeling van art. 3.84 lid 2 Wet IB 2001 van toepassing. Het hof kent aan X een vrijstelling van € 271 toe en een proceskostenvergoeding van € 2883.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.84
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting, Premieheffing
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 24 december