Rechtbank Zeeland-West-Brabant matigt de aan een loodgieter in het kader van een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegde vergrijpboete vanwege samenloop met een vergrijpboete in de inkomstenbelastingsfeer.

X heeft een loodgieters- en installatiebedrijf. Naar aanleiding van een boekenonderzoek worden aan X de in geschil zijnde naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009 en een vergrijpboete van 50% van de nageheven belasting opgelegd. Volgens de inspecteur heeft X niet aan zijn administratieve verplichtingen (art. 52 AWR) voldaan en moet de bewijslast worden omgekeerd. Aan X is geen informatiebeschikking afgegeven. X komt in beroep. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant dateert de naheffingsaanslag van na de inwerkingtreding van artikel 52a van de AWR (1 juli 2011). Nu aan X geen informatiebeschikking is afgegeven kan de bewijslast niet worden omgekeerd. Vervolgens is de rechtbank van mening dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat X voor de in het geschil zijnde perioden niet de vereiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan. De bewijslast kan op die grond ook niet worden omgekeerd. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur de betreffende correcties die zijn gebaseerd op onverklaarbare bankstortingen en een onverklaarbare uitgaaf voor een auto, aannemelijk gemaakt. Het beroep van X is in die zin ongegrond. Vanwege samenloop met een vergrijpboete die is opgelegd in de inkomstenbelastingsfeer wordt de vergrijpboete gematigd. In zoverre is het beroep gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit proceskosten bestuursrecht 3

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 3 januari

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen