Hof Amsterdam oordeelt dat de spanning en frustratie die X heeft ondervonden, is geëindigd op het moment van het doen van uitspraak op bezwaar.
X maakt bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2014. De inspecteur verklaart het bezwaar gegrond. X gaat in beroep en wil een hogere proceskostenvergoeding. Rechtbank Noord-Holland verklaart het beroep ongegrond maar kent wel een immateriële schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn. In hoger beroep is in geschil of de inspecteur terecht is veroordeeld tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade. De inspecteur stelt dat de spanning en frustratie die X heeft ondervonden is geëindigd op het moment van het doen van uitspraak op bezwaar.
Hof Amsterdam oordeelt op grond van het arrest van de Hoge Raad van 2 september 2022, V-N 2022/38.16 dat de spanning en frustratie die X heeft ondervonden, is geëindigd op het moment van het doen van uitspraak op bezwaar. Uit dat arrest volgt namelijk dat na een uitspraak waarmee het geschil over de belastingheffing ten einde is gekomen, de voor het toekennen van een vergoeding van immateriële schade in aanmerking te nemen periode niet doorloopt, als de rechter bij afzonderlijke uitspraak nog moet beslissen op verzoeken die niet de hoofdzaak betreffen, zoals verzoeken om vergoeding van proceskosten. Dit geldt ook als het geschil over de belasting is beëindigd door de kennisgeving van een beslissing van de inspecteur. De redelijke termijn is niet overschreden en X heeft geen recht op een immateriële schadevergoeding. Het hoger beroep van de inspecteur is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:15