Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden kan niet geoordeeld worden dat de in de urenstaat vermelde activiteiten die X als Statenlid heeft verricht, aan werkzaamheden voor de onderneming zijn toe te rekenen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

Belanghebbende, X, heeft sinds januari 2011 een onderneming en is vanaf maart 2011 lid van de Provinciale Staten. X claimt in zijn aangifte IB/PVV 2011 de ondernemersaftrekken. In geschil is of X in aanmerking komt voor toepassing van de zelfstandigen- en de startersaftrek.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2019/3.1.1) oordeelt dat het werk van X als Statenlid in een dusdanig ver verwijderd verband tot zijn onderneming staat, dat niet geoordeeld kan worden dat de in de urenstaat vermelde activiteiten aan werkzaamheden voor de onderneming zijn toe te rekenen. Verder is het niet van belang dat X uitsluitend Statenlid is geworden met het oogmerk om een netwerk op te bouwen voor zijn onderneming. Het hoger beroep is ongegrond.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.79a

Wet inkomstenbelasting 2001 3.76a

Wet inkomstenbelasting 2001 3.76

Wet inkomstenbelasting 2001 3.6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 18 juni

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen