Aan X wordt met ingang van 1 december 2013 door het Ministerie van Veiligheid en Justitie ontslag verleend. X krijgt van het ministerie een stimuleringspremie toegekend van € 75.000. Daarvan wordt € 15.000 rechtstreeks overgemaakt naar het ABP voor pensioen. De rest, € 60.000, wordt in januari 2014 aan X uitbetaald onder inhouding van loonheffingen. X geeft dit bedrag in zijn aangifte ib/pvv 2014 aan als inkomsten uit vroegere arbeid. De aanslag wordt overeenkomstig de ingediende aangifte opgelegd. Vervolgens stelt X zich op het standpunt dat de uitkering hem is verstrekt als afscheidscadeau, te vergelijken met een onbelaste uitkering bij een ambtsjubileum. Het bezwaar en beroep van X tegen de aanslag ib/pvv worden ongegrond verklaard. X komt in hoger beroep.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is de uitkering van € 60.000 door X genoten op grond van een aanspraak van hem op een door hem in het kader van zijn ontslag aangevraagde stimuleringspremie. De premie is gebaseerd op het aantal dienstjaren dat X werkzaam is geweest bij de Rijksoverheid. De uitkering moet worden aangemerkt als inkomsten uit vroegere dienstbetrekking en is als zodanig belast. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 10
Wet inkomstenbelasting 2001 3.82
Wet inkomstenbelasting 2001 3.81
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 12 februari