Belanghebbende, X is van januari 1995 tot 19 januari 2011 gehuwd met Y. X heeft geen inkomen. Over de jaren 2008 en 2009 wordt aan X als fiscale partner van Y bij voorlopige aanslagen bedragen uitbetaald. Het gaat om voorlopige teruggaven in verband met de aan haar uitbetaalde algemene heffingskorting. Als het inkomen van Y over voornoemde jaren op nihil wordt vastgesteld, vordert de inspecteur de algemene heffingskortingen terug van X en legt haar aanslagen IB op. X en Y zijn inmiddels gescheiden. X bestrijdt de aanslagen. Ze wil dat de inspecteur aan haar ex-partner navorderingsaanslagen IB oplegt zodat uitbetaling van de algemene heffingskortingen niet wordt teruggedraaid. X stelt dat de aangiften IB over 2008 en 2009 van de ex-echtgenoot behoren tot ‘op de zaak betrekking hebbende stukken'. Met die gegevens wil ze controleren of en zo ja in hoeverre de door Y ingediende aangiften onjuist zijn en de inspecteur aanmoedigen alsnog een onderzoek in te stellen naar de door Y niet-aangegeven (zwarte) inkomsten. Y is rijschoolhouder.
Hof Amsterdam oordeelt dat alleen relevant is wat het bedrag is van de door Y verschuldigde gecombineerde inkomensheffing, minus zijn gecombineerde heffingskorting. De inspecteur overlegt in hoger beroep de gegevens van de onherroepelijk vaststaande, op nihil vastgestelde aanslagen IB 2008 en 2009 op naam van Y. Daarmee zijn de relevante gegevens in het geding gebracht. De wens van X om de aangiftegegevens nader te onderzoeken om vast te kunnen stellen of Y op de juiste wijze aangifte heeft gedaan, is geen reden om deze gegevens aan te merken als op de zaken betrekking hebbende stukken, aldus het hof. Het is niet aan de rechter om de inspecteur op te dragen een onderzoek in te stellen naar Y. Het hof verklaart de hoger beroepen van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.9
Algemene wet bestuursrecht 8.42