Belanghebbende, X, is het niet eens met de aan haar opgelegde beschikking zorgtoeslag 2009. Het geschil met de Belastingdienst spitst zich toe op de vraag of het toetsingsinkomen exclusief of inclusief de werkgeversbijdrage in de premie zorgverzekeringwet moet worden vastgesteld. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat tegen een zogeheten beschikking zorgtoeslag geen hoger beroep mogelijk is bij de belastingrechter. De Hoge Raad oordeelt dat de belastingrechter bevoegd is met betrekking tot de vaststelling van het inkomensgegeven voorafgaande aan het opleggen van een definitieve aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De Hoge Raad overweegt dat het bezwaarschrift van X tegen de beschikking zorgtoeslag klaarblijkelijk het gehanteerde toetsingsinkomen betrof. Het geschrift van X moet mede worden aangemerkt als een verzoek aan de inspecteur om het inkomensgegeven ambtshalve te verminderen (zie art. 21j lid 2 AWR). De beslissing van de inspecteur moet daarom aangemerkt worden als een beschikking waarbij afwijzend is beslist op het (fictieve) verzoek van X om het inkomensgegeven ambtshalve te verminderen. Deze afwijzende beschikking is voor bezwaar vatbaar (zie art. 21k lid 2 AWR). Gelet op art. 21c lid 1 AWR is de rechter in belastingzaken in zaken als deze bevoegd. De Hoge Raad overweegt dat de rechtbank het geschrift van X had moeten doorsturen als bezwaarschrift in plaats van het als beroepschrift te behandelen. Nu de staatssecretaris hiertegen geen bezwaar heeft, en gelet op de mogelijkheid van rechtstreeks beroep (art. 7:1a Awb) zal de Hoge Raad om redenen van proceseconomie deze gang van zaken aanvaarden. De rechtbank heeft volgens de Hoge Raad terecht geoordeeld dat de werkgeversbijdrage in de premie zorgverzekeringswet behoort tot het loon van X.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:1a en 8:1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet
Instantie: Hoge Raad
Editie: 22 september