Belanghebbende, X bv, is beherend vennoot van een vennootschap onder firma die in november 2007 op een veiling twee panden koopt. Eén van de panden, a-straat 29, betreft een eetgelegenheid met daarboven twee verdiepingen. Na de verbouwing van het pand realiseert C op de verdiepingen twee wooneenheden, die afzonderlijk worden verhuurd. In geschil is of de gemeente de eetgelegenheid op de begane grond en de twee wooneenheden terecht heeft afgebakend als drie afzonderlijke objecten voor de Wet WOZ.
Hof 's-Hertogenbosch (MK IV, 14 juli 2011, 10/00627) oordeelt dat de gemeente de twee wooneenheden en de eetgelegenheid terecht heeft afgebakend in drie onroerende zaken. De heffingsambtenaar heeft onvoldoende weersproken gesteld dat de wooneenheden afsluitbaar zijn en bovendien over voorzieningen beschikken die essentieel zijn om het als wooneenheid te gebruiken. De eetgelegenheid op de begane grond wordt afzonderlijk van deze wooneenheden gebruikt. Conclusie is dat de objectafbakening correct is. X bv heeft haar grieven tegen de WOZ-waarde van de onderdelen laten vallen nadat zij van de gemeente heeft vernomen dat de drie ruimtes kadastraal gesplitst mogen worden. Het hoger beroep van X bv is ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hoge Raad