Belanghebbende, X bv, is in 2008 als inlener aansprakelijk gesteld voor de door de heer A, handelend onder de naam Uitzendbureau B, onbetaald gelaten loon- en omzetbelasting over 2002 en 2003. In deze jaren hebben werknemers van B werkzaamheden verricht bij X bv. De in 2005 en 2008 opgelegde naheffingsaanslagen zijn tot stand gekomen na omkering van het bewijs. De aansprakelijkstelling heeft betrekking op de aan X bv toe te rekenen omzet. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de naheffing voor zover betrekking hebbend op een btw-teruggaaf van B uit 2002 op geen enkele wijze is onderbouwd. De ontvanger maakt dus niet aannemelijk dat X bv hiervoor terecht aansprakelijk is gesteld. X bv kan namelijk alleen aansprakelijk worden gesteld voor de aan haar toe te rekenen omzet. X bv gaat in hoger beroep. Hof Den Haag verbindt geen gevolgen aan het niet meer kunnen traceren van het papieren invorderingsdossier, aangezien geloof wordt gehecht aan de verklaring van de ontvanger dat alle papieren stukken gedigitaliseerd zijn en dat X bv dit elektronisch dossier heeft ingezien. X bv stelt vergeefs dat de rechtbank ten aanzien van de aansprakelijkstelling is uitgegaan van omkering van de bewijslast. Deze stelling berust op een verkeerde lezing van de uitspraak. Er is terecht onderzocht of de ontvanger aannemelijk kan maken dat de aanslagen niet te hoog zijn. De rechtbank achtte de ontvanger daarin geslaagd en oordeelde dat X bv het tegendeel niet aannemelijk heeft gemaakt. Het beroep van X bv is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 3 september