Brief Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1 september 2014, nr. 2014-0000126834
Het ontwerpbesluit uitvoering nettopensioen geeft invulling aan de randvoorwaarde van fiscale hygiëne die het kabinet heeft gesteld bij het uitvoeren van de wens om de nettoregeling ook in de tweede pijler mogelijk te maken. De bewindslieden gaan verder in op de fiscale behandeling ten aanzien van het opbouwprecentage van 1,875% en de verschillen tussen nettopensioen (tweede pijler) en nettolijfrente (derde pijler), in het bijzonder ten aanzien van de inkomensvoorziening voor nabestaanden. Voor het nettopensioen gelden de voorwaarden die voortvloeien uit de Pensioenwet en uit de Wet IB 2001. Voor de nettolijfrente gelden alleen de voorwaarden die voortvloeien uit de Wet IB 2001. De belangrijkste verschillen zitten in de juridische basis, de verzekeringsvormen, de begunstigden en de afkoopmogelijkheden. In het Belastingplan 2015 wordt nog een wettelijke aanpassing van de regeling opgenomen. Het kabinet acht het namelijk meer passend om voor het fiscale kader ook aan te sluiten bij het feit dat het bij nettopensioen gaat om pensioen in de zin van de Pensioenwet. Voor het nettopensioen wordt een op de tweede pijler gerichte fiscale behandeling geregeld. Het fiscale kader voor het nettopensioen zal daardoor anders zijn dan voor de nettolijfrente. Voor het nettopensioen zullen de fiscale voorwaarden worden toegespitst op het loonbelastingregime van de tweede pijler.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Dossiers: Prinsjesdag 2014
Regelgevende instantie: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Editie: 3 september