De heer X is houder van een Mercedes Benz 190D die op diesel rijdt. De auto was op 31 december 2011 ouder dan 25 jaar oud zodat X voor de motorrijtuigenbelasting tot 2014 vrijstelling genoot. X maakt bezwaar tegen de afdrachten van 2014. Het tarief voor zijn auto is € 303 per drie maanden. X stelt dat het vervallen van de vrijstelling voor auto's, jonger dan 40 jaar doch ouder dan 25 jaar, in strijd is met art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en dat in het overgangsrecht ten onrechte onderscheid wordt gemaakt tussen auto's die op benzine rijden en anderzijds auto's die rijden op andere brandstoffen. Rechtbank Gelderland stelt X in het ongelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK II, 31 mei 2016, 15/01212, V-N 2016/40.1.3) oordeelt dat de wetgever is gebleven binnen de ruime bevoegdheden die hem toekomen. Dit geldt ook voor de overgangsbepalingen op grond waarvan slechts aan de houders van jonge oldtimers die op benzine rijden begunstigend overgangsrecht toekomt. Deze keuze is ook niet van iedere redelijke grond ontbloot. Het maakt niet uit dat X de auto heeft aangeschaft in de verwachting dat de vrijstelling zou blijven bestaan. X beroept zich vergeefs op het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. Het beroep van X is ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 72
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 3 januari