Hof Den Haag beslist dat de inspecteur het te hoge bedrag aan loonheffing dat bij het opleggen van de aanslag is verrekend, mag navorderen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO). X verzoekt om herziening. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
X neemt in de aangiften IB/PVV voor de jaren 2013 en 2016 onjuiste bedragen aan looninkomsten en te verrekenen loonheffingen op. De inspecteur legt voor het jaar 2013 een navorderingsaanslag IB/PVV op en wijkt voor het jaar 2016 in de definitieve aanslag IB/PVV af van de in de aangifte opgenomen gegevens. X is het hiermee niet eens.
Hof Den Haag (V-N 2020/45.27.6) beslist in navolging van de rechtbank dat de aanslag voor 2016 en de navorderingsaanslag voor 2013 terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Op grond van art. 16 lid 2 onderdeel a AWR mag de inspecteur navorderen, indien een voorheffing (de loonheffing) tot een te hoog bedrag is verrekend bij de aanslag. Dat is voor het jaar 2013 het geval. De inspecteur is uitgegaan van de bedragen, zoals doorgegeven door de werkgevers. Dat deze bedragen niet juist zouden zijn, maakt X niet aannemelijk. Het beroep van X op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. X maakt niet aannemelijk dat een medewerker van de Belastingdienst een toezegging heeft gedaan waaraan X het gerechtvaardigde vertrouwen mocht ontlenen dat zij over 2013 en 2016 niets hoefde te betalen dan wel geld terug zou krijgen. Het hoger beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad (V-N 2021/24.18.1) verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO). X verzoekt om herziening. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Lees ook het thema: Navordering.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 22 februari