X is eigenaar van een dijkwoning in de gemeente Waadhoeke. De woning is gelegen op twee percelen waarvan X het recht van erfpacht respectievelijk het recht van opstal heeft. In geschil is de WOZ-waarde 2018.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht een WOZ-beschikking heeft opgelegd aan X hoewel zij geen eigenaar is van de percelen grond. X heeft het recht van erfpacht respectievelijk het recht van opstal op de percelen grond en zij is eigenaar van de opstal. De erfpachter moet in de systematiek van de Wet WOZ worden gezien als de belangrijkste genothebbende van de grond. X is terecht aangemerkt als genothebbende van het perceel en heeft dus terecht een WOZ-beschikking gekregen voor het geheel (percelen met woning). De rechtbank spreekt zich daarnaast uit over de waarderingsuitzondering voor waterverdedigingswerken. Daarbij gaat het om de vraag tegen welke waarde de ondergrond van de opstal waarin daadwerkelijk wordt gewoond (en die niet onder de waarderingsuitzondering valt), moet worden gewaardeerd. De heffingsambtenaar past een grondstaffel met knikpunten toe. Daarbij wordt de grondstaffel van bovenaf ingestoken, waardoor de effectief te waarderen vierkante meters zo laag mogelijk worden gewaardeerd. De uitkomst is afhankelijk van omvang perceel (bij een groot perceel kan de ondergrond van de woning in zijn geheel na het laatste knikpunt vallen). Dit levert volgens de rechtbank soms vreemde uitkomsten op maar is niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat de ongelijke behandeling is terug te voeren op het verschil in kavelgrootte.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken 2
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 12 juli