Belanghebbende, X, verblijft als vreemdeling in Nederland. De Belastingdienst wijst het verzoek om kindgebonden budget af omdat X niet rechtmatig in Nederland verblijft. In geschil is of dit terecht is. X stelt dat de uitsluiting van niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen van uitkeringen (koppelingsbeginsel) in strijd is met onder andere de artikelen 8 en 14 van het EVRM.
Rechtbank Den Haag overweegt dat het koppelingsbeginsel een redelijke en objectieve rechtvaardiging vormt voor het onderscheid tussen aanvragers om een kindgebonden budget die wel een verblijfsvergunning hebben en aanvragers die geen verblijfsvergunning hebben (Afdeling bestuursrechtspraak RvS 22 december 2010, nr. 200909234/1). Onder zeer bijzondere omstandigheden kan de weigering om een kindgebonden budget te verstrekken in strijd zijn met het verbod op het maken van een ongerechtvaardigd onderscheid. De door X genoemde omstandigheden (onder andere psychische problemen) vormen echter geen grond voor het oordeel dat sprake is van een schending van het ERVM, het IVRK, het Europees Sociaal Handvest of het IVESC. De Belastingdienst wijst er terecht op dat de uit het IVRK voortvloeiende verplichtingen niet zo ver gaan dat in Nederland verblijvende kinderen zonder rechtmatig verblijf in staat moeten worden gesteld om op te groeien op materieel de hier te lande voor kinderen met rechtmatig verblijf minimaal aanvaardbaar geachte standaard (HR 21 september 2012, nr. 11/01153, LJN BW5328). Gesteld noch aannemelijk is dat het niet toekennen van een kindgebonden budget in het onderhavige geval leidt tot een humanitaire noodsituatie. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 8
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Sociale zekerheid kinderen en jongeren
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 11 april