Belanghebbende, X, is een voetballer die in 2005 uit het buitenland door voetbalclub Y wordt aangetrokken. In het aanhangsel bij de arbeidsovereenkomst hebben partijen een afspraak vastgelegd over een vergoeding voor extraterritoriale kosten. Als X en werkgever Y het verzoek om toepassing van de 30%-regeling indienen, wijst de inspecteur het verzoek bij een voor bezwaar vatbare beschikking af. Na bezwaar gaat X in beroep tegen de afwijzende beschikking maar trekt het beroep in zodat de beschikking onherroepelijk komt vast te staan. In de aangifte IB 2005 past X op zijn loon toch de 30%-regeling toe. Als de inspecteur de aftrek corrigeert gaat X daartegen in beroep. Rechtbank Breda komt niet toe aan de beoordeling of aan voorwaarden voor toepassing van 30%-regeling is voldaan nu de 30%-regeling een afzonderlijke rechtsgang kent. De juistheid van de onherroepelijk geworden beschikking kan dan zowel voor de loon- als voor de inkomstenbelasting niet meer ter discussie worden gesteld, noch door de werknemer, noch door de inhoudingsplichtige, noch door de inspecteur, aldus de rechtbank.
Hof 's-Hertogenbosch leidt uit de totstandkomingsgeschiedenis van de 30%-regeling af dat een goedkeurende beschikking een constitutief vereiste is voor toepassing van die regeling. Daarbij wijst het hof op de gevolgen die de beschikking heeft in de arbeidsrechtelijke betrekking tussen werknemer en inhoudingsplichtige. Omdat een goedkeurende beschikking in dit geval ontbreekt, kan X geen aanspraak maken op toepassing van de bewijsregel. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 9
Wet op de loonbelasting 1964 15a