Aan X zijn naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd over 2015, het eerste, derde en vierde kwartaal van 2016 en het eerste kwartaal van 2017 en vergrijpboetes. X stelt dat een medewerker van de Belastingdienst haar bezwaar niet objectief heeft benaderd. De rechtbank begrijpt dit zo dat X betwist dat de uitspraken op bezwaar bevoegd zijn genomen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de betrokkenheid van de medewerker Belastingdienst bij de primaire besluitvorming niet is beperkt tot de administratieve verwerking daarvan, maar dat die medewerker de naheffingsaanslagen (mede) heeft vastgesteld. Dat betekent dat degene die de uitspraken op bezwaar heeft gedaan eveneens degene is die (mede) de primaire besluiten heeft genomen. De uitspraken op bezwaar zijn onbevoegd genomen en dus is sprake van een gebrek in de totstandkoming van de bestreden uitspraken op bezwaar. Het gebrek leent zich voor herstel. De rechtbank ziet aanleiding om door middel van een tussenuitspraak de inspecteur met toepassing van de bestuurlijke lus in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:51a
Algemene wet bestuursrecht 8:80a
Algemene wet bestuursrecht 10:3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 29 juni