De Hoge Raad overweegt dat de vakantie van de gemachtigde geen bijzondere omstandigheid oplevert om tot verlenging van de indieningstermijn van een conclusie van repliek over te gaan.
Aan belanghebbende, X, zijn voor het jaar 2007 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de premie Zorgverzekeringswet opgelegd. Rechtbank Breda verklaart het beroep van X ongegrond. X komt in hoger beroep. Hof 's-Hertogenbosch verklaart het beroep van X gegrond en vermindert de aanslagen. X komt in cassatie. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Bij brief van 2 maart 2012 heeft de Hoge Raad de gemachtigde van X in de gelegenheid gesteld binnen vier weken een conclusie van repliek in te dienen. Bij brief van 17 maart 2012 heeft de gemachtigde de Hoge Raad verzocht om verlenging van de hem gegeven termijn, aangezien hij de volgende dag op vakantie zou gaan.De Hoge Raad wijst het verzoek om verlenging van de termijn voor het indienen van een conclusie van repliek af. De enkele omstandigheid dat de gemachtigde in verband met zijn vakantie gedurende een deel van de termijn afwezig zal zijn, geldt niet als een bijzondere omstandigheid die aanleiding zou kunnen zijn om de termijn voor het indienen te verlengen. De Hoge Raad overweegt vervolgens dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Het beroep in cassatie is ongegrond.

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 14 september

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen