Rechtbank Breda oordeelt dat A slechts 1/3e deel van de begrafeniskosten in aftrek kan brengen. Volgens de rechtbank heeft A namelijk niet meer begrafeniskosten voor haar rekening genomen dan haar civielrechtelijke (1/3e) deel.
Erflater (E) overlijdt in 2008. Bij testament heeft E zijn vrouw (A), belanghebbende, en hun twee kinderen tot zijn erfgenamen benoemd. In de Verklaring van erfrecht en toedeling is bepaald dat A ten gevolge van overbedeling aan de kinderen schuldig is een bedrag gelijk aan de waarde van ieders erfdeel, berekend in het saldo van de nalatenschap verminderd met onder andere ieders aandeel in de uitvaartkosten, voor zover een en ander door A is voldaan. In de IB-aangiften 2008 wordt € 1.780 aan buitengewone lasten in aftrek gebracht bij A en € 11.159 bij E. De inspecteur accepteert 2/3e deel van de begrafeniskosten niet als buitengewone uitgaven bij A en corrigeert de aftrek op het inkomen van E. Volgens de inspecteur heeft A namelijk niet meer begrafeniskosten voor haar rekening genomen dan haar civielrechtelijke (1/3e) deel.Rechtbank Breda oordeelt dat A slechts haar civielrechtelijke deel in de begrafeniskosten heeft gedragen. De rechtbank overweegt hierbij dat de begrafeniskosten niet geheel door A zijn gedragen. De rechtbank wijst er hierbij op dat de vordering van de kinderen op A wordt berekend in het saldo van de nalatenschap. Ook het feit dat aan A het vruchtgebruik van dat deel van de nalatenschap dat niet door haar als erfgename is verkregen, is gelegateerd, doet daar volgens de rechtbank niet aan af. Het gelijk is aan de inspecteur.
5