Hof Arnhem oordeelt dat beide partijen de door hen bepleite huurwaarde van het pand niet aannemelijk maken. Het hof stelt daarom zelf de WOZ-waarde vast op € 1.550.000.
X, een vennootschap onder firma, is huurder van een onroerende zaak bestaande uit een winkelruimte op de begane grond (160 m²), een opslag/magazijn met kantine en toiletruimte op de eerste verdieping (127 m²) en een opslag/magazijn op de tweede verdieping (80 m²). In geschil is de WOZ-waarde 2010. Op de waardepeildatum 1 januari 2009 betaalt X op basis van een oud huurcontract een huurprijs van € 80.000 exclusief btw. Nadat X de huur heeft opgezegd, wordt het pand per 12 juli 2012 te huur aangeboden voor een bedrag van € 115.000. Alleen in geschil is de hoogte van de jaarhuur. Over de kapitalisatiefactor van 13,6 verschillen partijen niet van mening. De gemeente gaat uit van een jaarhuur van € 135.219.Hof Arnhem oordeelt dat de gemeente de door haar gehanteerde huurwaarde voor het pand van X niet aannemelijk heeft gemaakt. De taxateur heeft onvoldoende duidelijk kunnen maken waarom hij voor opslag in de kelder een veel lagere correctiefactor heeft toegepast dan voor opslag op met name de eerste verdieping. De taxateur heeft de omvang van de secundaire ruimten tot uitdrukking gebracht in een lagere primaire vierkante meterprijs, maar voor het hof is dit onvoldoende inzichtelijk. X op haar beurt heeft met de verwijzing naar de vraaghuur uit 2012 de door haar bepleite huurprijs evenmin aannemelijk gemaakt. Het hof stelt de WOZ-waarde in goede justitie vast op € 1.550.000 (was: € 1.803.000).

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Arnhem

Editie: 17 oktober

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen