Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat X in de jaren 2009-2013 een voldoende sterke band met Nederland had om vast te stellen dat hij in Nederland woonde. X heeft de Nederlandse nationaliteit en zijn zoon, dochter en twee kleinkinderen wonen in Nederland. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X leidt een reizend bestaan. Hij is op jonge leeftijd gaan venten in het buitenland en verblijft nagenoeg het gehele jaar op campings buiten Nederland. Vanaf eind 2001 tot eind 2013 staat X ingeschreven in Duitsland en Spanje. Naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek legt de inspecteur diverse aanslagen IB/PVV en BTW op aan X. X is het hiermee niet eens.
Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2021/32.1.3) oordeelt dat X in de jaren 2009-2013 een voldoende sterke band met Nederland had om vast te stellen dat hij in Nederland woonde. X heeft de Nederlandse nationaliteit en zijn zoon, dochter en twee kleinkinderen wonen in Nederland. Verder beschikt X over een Nederlandse bankrekening, waarop hij contante stortingen heeft gedaan en waarmee hij betalingen heeft verricht voor het verbruik van energie en water in Nederland en voor Nederlandse gemeentelijke heffingen. Hij heeft in Nederland auto’s gehuurd en in Nederland verkeersboetes betaald. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in dezelfde periode ook fiscaal inwoner is geweest van Duitsland en/of Spanje. Het hof vermindert vervolgens nog wel enkele aanslagen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4
Instantie: Hoge Raad
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Internationaal belastingrecht
Editie: 29 augustus