Volgens Hof Den Haag maakt X niet aannemelijk dat hij niet gerechtigd was tot de opgeheven KB-Luxrekening die op zijn naam en die van zijn moeder stond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, is geïdentificeerd als houder van een voor de ib/pvv en vb verzwegen rekening bij de KB-Lux. X is strafrechtelijk vervolgd. Rechtbank 's-Gravenhage spreekt X op 8 november 2006 vrij van het niet doen van de vereiste aangiften ib/pvv over de jaren 1994 tot en met 1999. Volgens de rechtbank is niet komen vast te staan dat X de gerechtigde was tot de desbetreffende KB-Luxrekening. In de beroepsprocedure tegen de nog in geschil zijnde aanslagen ib/pvv over latere jaren erkent X rekeninghouder te zijn geweest van de KB-Luxrekening, maar stelt hij dat uitsluitend zijn moeder tot het saldo van die rekening gerechtigd was. In hoger beroep is in geschil of X gerechtigd is geweest tot de KB-Luxrekening en of de aanslagen ib/pvv over de jaren 2001 tot en met 2005, 2007 en 2008 en de boetes voor die jaren terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.

Hof Den Haag (MK I, 8 april 2015, BK-14/00193 t/m BK-14/00207, V-N Vandaag 2015/1008) bevestigt de uitspraak van de rechtbank. X heeft geen gegevens verstrekt omtrent de onderlinge gerechtigdheid. De inspecteur kon er van uitgaan dat X vanaf het begin ten volle gerechtigd was tot vermogen, rente en opbrengsten. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij, voor de jaren na de opheffing van de rekening, niet kon beschikken over de gelden van de rekening. Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van de moeder van X dat zij het geld heeft opgemaakt. Er zijn daarvan geen bewijzen overgelegd. Het gehele saldo van de rekening moet, voor de beoordeling of X het heffingvrije vermogen al heeft benut, in aanmerking worden genomen. Er resteert een flink gedeelte aan vermogen boven het heffingvrije vermogen dat X niet heeft aangegeven. Volgens het hof heeft X niet de vereiste aangifte gedaan en moet de bewijslast worden omgekeerd. Vervolgens beslist het hof dat het hoger beroep van X ongegrond is.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 16

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 26 mei

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen