Hof Arnhem-Leeuwarden wijst het herzieningsverzoek af, aangezien de heer X geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht. De onherroepelijke hofuitspraken blijven dus in stand. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
De heer X is autohandelaar. In geschil zijn diverse IB-(navorderings)aanslagen, alsmede vergrijpboetes wegens het verzwijgen van winst en het witwassen van geld. De Hoge Raad (14 juli 2017, nrs. 16/04539 en 16/04541) heeft met toepassing van art. 81 Wet RO de uitspraken van Hof Arnhem-Leeuwarden (9 augustus 2016, nrs. 13/01292bis t/m 13/01296bis en 13/01297bis en 13/01298bis, V-N Vandaag 2016/1883) in stand gelaten. X vordert thans dat deze uitspraken alsnog worden herzien. X beroept zich onder meer op het feit dat hij in hoger beroep pas in een zeer laat stadium zijn in beslag genomen administratie terugkreeg en op getuigenverklaringen die in de ontnemingsprocedure zijn afgelegd.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N Vandaag 2018/1711) wijst het herzieningsverzoek (8:119 lid 1 Awb) af, aangezien X geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht. Ondanks dat X nu wel weer over zijn complete administratie beschikt, is hieruit geen enkel nieuw bewijs naar voren gebracht die de correcties ontkrachten. De getuigenverklaringen waar X zich op beroept, dateren van vóór de uitspraken waarvan herziening wordt verzocht. Er is aldus geen sprake van feiten en omstandigheden die bij hem niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. Mocht X na onderzoek van zijn administratie alsnog over concreet ontlastend bewijs komen te beschikken, dan kan een nieuw herzieningsverzoek worden ingediend. De onherroepelijke hofuitspraken blijven in stand.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Lees ook het thema Beroep: rechtsbescherming door de belastingrechter
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet bestuursrecht 8:119 lid 1
Algemene wet bestuursrecht 8:29