Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de vermogensrendementsheffing in 2015 niet in strijd is met art. 1 EP EVRM. Het hof verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad waarin is vastgesteld dat dit in 2011 niet het geval is. Verder wijst het hof op de wetswijziging per 1 januari 2017.

Tot het vermogen van X behoort een 50% aandeel in de woning die nog wordt bewoond door zijn ex. Het box 3-vermogen van X bestaat met name uit het aandeel in deze woning en de bijbehorende schuld. In 2015 is X € 491 aan vermogensrendementsheffing verschuldigd. X acht het forfaitaire rendement onredelijk en in strijd met art. 1 EP EVRM.

Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2016, nr. 14/05020 (V-N 2016/31.12) merkt Hof Arnhem-Leeuwarden op dat het forfaitaire stelsel van box 3, voor het jaar 2011, niet in strijd is met art. 1 EP EVRM. Onder andere omdat er in 2011 geen sprake was van een situatie waarin gedurende een lange reeks van jaren met beleggingen een reëel rendement van 4% voor particuliere beleggers niet meer haalbaar zou zijn. Het hof merkt vervolgens op dat, voor zover dit voor het jaar 2015 anders zou zijn, vaststaat dat de wetgever de forfaitaire berekeningswijze per 1 januari 2017 heeft aangepast, en dat dat voldoende voortvarend is. Het hof stelt uiteindelijk vast dat er ook geen sprake is van een individuele buitensporige last, en acht daarbij onder andere van belang dat X een bedrag van € 1650 als persoonsgebonden aftrek op zijn inkomen in mindering heeft gebracht in verband met het afstaan van het genot van zijn woning aan zijn ex. Het gelijk is aan de inspecteur.

Lees ook het thema Box 3

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 18 juni

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen